Welkom op onze website.   Click to listen highlighted text! Welkom op onze website. Powered By GSpeech
Onze Open Tentoonstelling op 13 en 14 oktober 2023 was weer een groot succes met dank aan keurmeesters, inzenders en iedereen die geholpen heeft.

Inloggen

Zoeken

Taalkeuze

Wie is online

De volgende leden/geregistreerde bezoekers zijn online:

Wijzigingen

Enterocolitis of dikke buikenziekte

Wat is de oorzaak en hoe kunnen we deze ziekte voorkomen en/of bestrijden?

dikke buikenziekte

Tekst: Bert Apperlo (2009)

De aanleiding om dit artikel te schrijven is de vraag van heel veel fokkers die met dit ernstige ziektebeeld te maken hebben: Wat kunnen we doen tegen Dikke BuikenZiekte (DBZ)? In de Nederlandse vakbladen is er naar mijn mening nog geen artikel verschenen waarin alle aspecten die met DBZ te maken hebben, op een rijtje zijn gezet. Wel is er de nodige tegenstrijdige berichtgeving. Het doel van dit artikel is om meer duidelijkheid te verschaffen en op deze wijze het sterftecijfer onder onze raskonijnen te verlagen.

De bronnen waaruit is geput om dit artikel vorm en inhoud te geven zijn o.a.:
De wetenschappelijke artikelen in het Duitse fokkersblad ‘Kaninchen’, waar ik al vele jaren op geabonneerd ben en waarin uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek over DBZ worden gepubliceerd door dierenartsen, die werkzaam zijn aan universiteiten en die zelf ook topfokker zijn. In Duitsland is men met het onderzoek naar DBZ verder gevorderd dan in Nederland.

Onze jarenlange fokervaring. Jaarlijks fokken wij circa 100 jongen op en helaas hebben wij vanaf 2001 ervaring met DBZ. In de beginfase stierven er grote aantallen (circa 50%).
We hebben in die tijd verschillende therapieën praktisch getest en bijgesteld. Door onze ‘combinatietherapie’ hebben we de ziekte DBZ inmiddels aardig onder controle. We tellen nu minder dan 5 DBZ dode konijnen per seizoen.

Eén van mijn zonen (Erik) is bijna afgestudeerd als dierenarts. Wij hebben veel contact over de fysiologische en pathologische aspecten van deze ziekte. Mede door zijn studie hebben wij toegang tot veel wetenschappelijke literatuur op dit gebied. Bij het bestuderen daarvan helpt mijn paramedische achtergrond om de materie te begrijpen en te doorgronden.

Wat is de veroorzaker van Enterocolitis of Dikke BuikenZiekte?

Het antwoord is simpel. DBZ wordt veroorzaakt door een bacterie: de Clostridium Perfringens type 4 (CP4). Er zijn verschillende soorten Clostridium-bacteriën, maar deze specifieke ondersoort veroorzaakt DBZ bij konijnen. Het is een ziekte die zich de laatste 10 jaar in West-Europa heeft ontwikkeld. De oorsprong van dit Clostridium-type is niet duidelijk. Wel weten we dat bacteriën zich, net als virussen, kunnen ontwikkelen en vermeerderen en kunnen veranderen, waardoor ze meer of minder ziekteverwekkend worden. Als voorbeeld noem ik de Mexicaanse griep, een nieuwe variant van de vele griepvirussen. De Clostridium Perfringens type 4 is dus een bacterievariant die in West-Europa al circa 10 jaar voorkomt en helaas zijn de meeste konijnenfokkerijen met deze specifieke ziekteverwekkende bacterie besmet. De verspreiding van DBZ is snel gegaan doordat er tegenwoordig veel dieren, bijvoorbeeld op of na tentoonstellingen, worden uitgewisseld onder fokkers uit veel verschillende landen.

Worden alle konijnen ziek als ze met deze CP4-bacterie in aanraking komen?

Nee, gelukkig niet. Daarvoor zijn er nog een aantal bijkomende factoren noodzakelijk. Leeftijd, voeding en weerstand zijn hiervan de allerbelangrijkste.

Leeftijd

Een jong konijn kan tot een leeftijd van 8 à 9 weken niet dezelfde voedingsstoffen verteren als de moeder. Hiervoor zijn twee redenen te noemen:

  • Allereerst is de maaginhoud bij een jong konijn nog lang niet zo zuur als bij een dier vanaf 10 weken. De pH-waarde in de maag van een volwassen konijn bedraagt 1-2 (zuur); dit zorgt ervoor dat de meeste schadelijke bacteriën gedood worden voordat de voedselbrij de maag verlaat. Bij jonge konijnen ligt de pH-waarde een stuk hoger, nl. op 5-6,5 (7 is neutraal, 14 is sterk basisch). Hierdoor wordt de maaginhoud veel minder zuur. Bepaalde bacteriën, waaronder CP4, kunnen dan in de darm terecht komen en daar het ziekmakende proces starten.
  • Ten tweede omdat de enzymen die nodig zijn om bepaalde voedingsproducten te verteren pas vanaf circa 8 weken door het jonge konijn kunnen worden aangemaakt. Tevens moet de eigen darmflora nog worden opgebouwd. Graag verwijs ik u naar twee uitstekende artikelen van Wilco Versloot in ‘Kleindier Magazine’ 2 en 3 van 2009, waarin de normale gezonde spijsvertering van het konijn wordt beschreven. Hierdoor wordt dit artikel gemakkelijker te lezen en te begrijpen.
ingewanden konijn maag darmstelsel konijn

Voeding

Het konijn is een planteneter, maar verschilt in zijn spijsvertering enorm ten opzichte van andere planteneters. Een konijn heeft in verhouding tot andere dieren de grootste blindedarm. Het kan grote hoeveelheden voedsel tot zich nemen, maar eet in principe 60 tot 80 keer per dag een klein beetje. Daarbij worden in de dikke darm de makkelijk en moeilijk te verteren vezels gescheiden. De verteerbare vezels gaan naar de blindedarm. De moeilijk te verteren vezels worden via de endeldarm snel uitgescheiden of uitgepoept, maar veroorzaken toch prikkeling en vulling van de darm waardoor deze actief blijft en zorgt tevens voor een goede verdeling van de voedselbrij in de darm. Ze zijn daarom onmisbaar. Deze moeilijk verteerbare vezels bevinden zich vooral in geschikt konijnenhooi. Konijnenhooi is bij voorkeur van de eerste snede, is van weinig of onbemest land, is bij voorkeur wat grovere stengel met veel kruiden (zoals weegbree en kamille), is absoluut stof- en schimmelvrij, ziet er mooi groen uit en ruikt fris. Daarom is het bijvoeren met prima konijnenhooi onmisbaar voor een goede spijsvertering. Als er onvoldoende van dit hooi beschikbaar is kan ook gerstestro deze functie enigszins overnemen.

Als er onvoldoende beweging in het maag-/darmkanaal van het konijn is, dan kunnen de ziekmakende bacteriën, (zoals CP4) zich vermeerderen en de konijnen ziek maken. Bovendien worden de maag- en darminhoud dan minder zuur, waardoor CP4 zich nog sneller vermenigvuldigt en het ziekteproces nog sneller op gang komt. Daarnaast heeft een jong konijn moeite met het verteren van grote hoeveelheden eiwitten. In de meeste standaard konijnenkorrels zit ongeveer 16 tot 17% ruw eiwit. Dit is een prima percentage voor de snelle groei van het jonge konijn, maar voor het risico van de toename van ziektes is het eigenlijk te hoog. Door het hoge eiwit percentage wordt de inhoud van de maag bij de jonge konijnen nog minder zuur en kunnen er nog meer ziekteverwekkers, zoals CP4, in de darm komen. In Duitsland worden er sinds kort speciale opfokkorrels geproduceerd met een eiwitpercentage van slechts circa 5 %. Dit heeft wel een langzamere groei tot gevolg, maar vermindert de kans op ziektes, zoals DBZ. Door de hoeveelheid normale biks tot een leeftijd van circa 8 weken te verminderen tot 60 à 70% van wat men gewend is, in combinatie met het aanbieden van voldoende goed konijnenhooi is er aantoonbaar minder sterfte als gevolg van DBZ en wordt grotendeels hetzelfde effect bereikt als met de biks met een laag eiwitgehalte. Zelf voeren wij de jonge konijnen tot 12 weken twee keer per dag, waarbij de biks 4 à 5 uur na het verstrekken op moet zijn, anders wordt het restant biks verwijderd. Goed konijnenhooi blijft beschikbaar tot circa twee uur voor de volgende maaltijd. Vanaf een leeftijd van 12 weken worden de konijnen 1 keer per dag gevoerd; ’s avonds tussen 18.00 en 20.00 uur. Het is belangrijk om te onthouden dat de spijsvertering van een konijn alleen op gang blijft doordat het steeds opnieuw voedsel tot zich neemt. In de diergeneeskunde is een gezegde: ‘Een konijn dat niet eet is een dood konijn’.

Voor een goede spijsvertering heeft het konijn een zogenaamde gezonde en stabiele darmflora nodig. In de gehele darm bevinden zich ‘gezonde’ bacteriën en enzymen die noodzakelijk zijn voor een goede vertering. Hierbij spelen ook melkzuurbacteriën een belangrijke rol. Een gezonde darmflora zorgt voor een goed functionerend darmslijmvlies en voorkomt de vermeerdering van ziekmakende bacteriën zoals Clostridium Perfringens 4, veroorzaker van DBZ, Escherichia Coli, veroorzaker van Acute Dysenterie en verschillende Coccidiën, die Coccidiose kunnen veroorzaken.

blindedarmkeutelsblindedarm keutels

Weerstand

Het ene konijn heeft meer weerstand dan het andere. We zien dat terug in het nest; soms worden er enkele jongen ziek, terwijl de anderen voorspoedig doorgroeien. Deze weerstand wordt door twee hoofdaspecten bepaald. Allereerst door de natuurlijke weerstand of vitaliteit; het ene konijn is nu eenmaal vitaler dan het andere. Deze eigenschappen komen van beide ouderdieren; jongen die deze natuurlijke weerstand in onvoldoende mate hebben, dienen uitgesloten te worden van verdere fokkerij. Overigens kunnen konijnen evenals andere levende organismen drager zijn van een ziekteverwekker zonder zelf ziek te worden, maar ze kunnen de ziekte wel doorgeven aan anderen waarmee ze in contact komen, of zelf ziek worden als hun weerstand afneemt. Mijn advies is dan ook om eventuele ziektebeelden goed in de fokadministratie op te slaan en hiermee rekening te houden bij de selectie.  Ook ontvangen de jonge konijnen via de moedermelk antistoffen tegen bepaalde ziekteverwekkers; hierbij is de moeder dus medebepalend voor de directe weerstand van de jongen.

De naam Dikke Buiken Ziekte is gegeven omdat de zieke, meestal jonge, konijnen met een dikke buik stil in een hoekje zitten. Deze dikke buik ontstaat doordat de niet verteerde voedselbrij geïnfecteerd is geraakt door CP4. De afvalstoffen van de bacterie CP4 veroorzaken een vergiftiging en verlamming van de darm. Tevens raakt het darmslijmvlies beschadigd; daardoor wordt de voedselbrij onvoldoende verder getransporteerd. Daarnaast ontstaat er gasvorming in de darm vanuit de stagnerende voedselbrij, waardoor deze nog verder uitzet. Het konijn voelt zich doodziek en eet en drinkt niet meer; daardoor wordt de voedselbrij helemaal niet meer verder getransporteerd waardoor bovenstaande processen nog verder doorzetten. Het konijn zal in de meeste gevallen sterven. Het is de kunst om het ontstaan van deze vicieuze cirkel te voorkomen of bij ziekte te onderbreken. Ik kom hier later nog op terug.

De risicofactoren voor DBZ op een rijtje:

  • Besmetting via de moeder met de bacterie CP4
  • Te eiwitrijke en teveel voeding (biks)
  • Te weinig konijnenhooi en schoon drinkwater beschikbaar
  • Onvoldoende hygiëne in het hok.
  • Onvoldoende opbouw van gezonde darmflora.
  • Andere ziektebeelden waardoor de gezonde darmflora vermindert en het darmslijmvlies beschadigd raakt, zoals bij Coccidiose en Acute Dysenterie, waardoor het konijn vatbaarder wordt voor DBZ.

Hoe kunnen we deze risicofactoren verminderen en/of uitschakelen?

1. Besmetting via de moeder met de bacterie CP4.

In onze Nederlandse konijnenbestanden zijn de meeste dieren besmet met CP4. Als de jongen circa 17 dagen zijn en het nest(kastje) uitgaan, geven we een 7-daagse drinkwater kuur met Bacivet S,(1 gram per liter water). Hierin bevindt zich het antibioticum Bacitracine, dat de CP4-bacterie dood. Dit antibioticum is verbonden met zink; daarom wordt het ook wel zink-Bacitracine genoemd. Maar zink is slechts het ‘bind’ middel in de poedervorm en niet de werkzame stof. Door de moeder slechts één keer per dag bij de jongen te laten om te drinken, vermindert de kans op besmetting. Dit kan men bereiken door twee hokken naast elkaar te creëren, met een afsluitbare doorgang. Tevens is door onderzoek aangetoond dat het sterfte cijfer aan DBZ afneemt als men de jongen vroeg speent, nl. op een leeftijd van circa 30 dagen. Wij houden zelf 35 dagen, oftewel 5 weken aan. Het is dan wel aan te bevelen om bij het spenen opnieuw een 7-daagse kuur met Bacivet S te geven en de jongen niet in een ander hok te plaatsen, want dit geeft alleen maar stress, waardoor de spijsvertering verstoord kan raken.

2. Te eiwitrijke en teveel voeding (biks)

Beperk de biks zoals hierboven omschreven tot 60 à 70% van wat men gewend is. Wellicht zullen ook de Nederlandse voederfabrikanten, in navolging van de Duitse, een speciale biks met een laag eiwitgehalte gaan produceren. Zelf voeren wij ‘s morgens de jonge dieren tot circa 9 weken ook gemengd voer, bekend als ‘konijnenmuesli’. Dit heeft een lager ruw eiwitpercentage (circa 14%), bevat meer vitamine C en vormt mede daardoor een gezondere darmflora, die noodzakelijk is als afweer en om het voedsel goed te kunnen verteren. Vooral direct na het spenen de biks beperken!!

3. Te weinig konijnenhooi en schoon drinkwater beschikbaar

Zorg dat er altijd voldoende goed konijnenhooi beschikbaar is; dit zorgt voor een goede passage van de voedselbrij, voor een gelijkmatige verdeling van deze brij in het darmkanaal en werkt positief op de gezonde darmflora. Als de jongen 10 dagen oud zijn beginnen ze al aan de nestrand te knagen; daarom is het verstandig om goed hooi beschikbaar te stellen voor de nestbouw, of vanaf een leeftijd van 10 dagen dagelijks wat hooi in het nest te geven. Daarmee komt de gezonde darmflora eerder op gang. Goed hooi is naar mijn mening onmisbaar in de konijnenfokkerij. Ook schoon drinkwater is noodzakelijk; dat lijkt vanzelfsprekend. Dit is nodig om de droge voeding voldoende soepel en vloeibaar te maken. Bovendien is water een belangrijke bouwstof voor elk levend organisme. In onze fokkerij voegen we altijd 0,2 ml chloor toe per liter water; dat is dus 0,2 promille!! Het doodt eventuele bacteriën, virussen en coccidiën in de maag en de drinkflessen blijven aan de binnenzijde mooi schoon.

4. Onvoldoende hygiëne in het hok

Dit spreekt voor zich. Zorg voor voldoende ruime hokken en maak ze regelmatig schoon. Als de jongen nog bij de bij de moeder zijn, het hok minstens één keer per week schoonmaken.
Zorg dat de bakken en drinkflessen schoon zijn. Voederresten die niet gegeten worden, zoals groenvoer, verwijderen. Hooi verstrekken via een binnenruif, zodat er zo min mogelijk over gelopen wordt en de kans op besmetting zo klein mogelijk wordt.

5. Onvoldoende opbouw van gezonde darmflora

Dit item is in bovengenoemde punten al aan de orde geweest. Ik wil er aan toevoegen dat groenvoer met kruiden, zoals weegbree, kamille, paardebloem en wat klaver, naast gewone grassen, mits met mate en niet nat verstrekt, prima voer vormt, dat ook de darmflora positief stimuleert. Veel fokkers voegen een vorm van een zuur toe aan het drinkwater, zoals natuurazijn of appelazijn. Dit heeft, mits in goede concentraties verstrekt, een positief effect. De zuurgraad in de maag bij het jonge konijn zal daardoor lager (zuurder) worden, waardoor ziekmakende bacteriën en coccidiën eerder sterven en de gezonde darmflora, zoals de melkzuurbacteriën, zich beter kunnen ontwikkelen. Hierdoor neemt de afweer toe.

De prijs voor 5 liter ligt rond de € 20,00. De dosering is ca. 1 eetlepel / table spoon per liter drinkwater volgens de verpakking. Ik geef zelf 5 ml per liter.

appelazijn

Medicatie op voorraad

Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat alle fokkers die meerde nesten per jaar kweken, bacivet en infacol of SAB simplex in huis hebben. Dit is van groot belang want dikke buikenziekte slaat onverwachts en op de meest ongelegen momenten toe. Ik heb altijd een voorraad van deze middelen in huis om acuut in te grijpen als het zich voordoet. Mocht u een van deze middelen nodig hebben kunt u deze bij mij ophalen, ik wil indien noodzakelijk ook per post versturen. Probeer eerst in uw naaste omgeving deze middelen te kopen, maar ik ben altijd bereid te helpen.

Bacivet S Infacol SAB Simplex

Andere ziektebeelden

Bijvoorbeeld door Coccidiose en Acute Dysenterie vermindert de gezonde darmflora de afweer tegen ziekteverwekkers. Coccidiose kennen we allemaal wel. Wanneer de eerste tentoonstellingen beginnen, raken de dieren van slag af. Meestal gaat dat spontaan weer over; dit ziektebeeld komt ook voor bij jonge konijnen.  Bij acute dysenterie is er sprake van zeer waterige ontlasting. Bij dit ziektebeeld drogen de jonge konijnen zeer snel uit en sterven vaak snel. De acute dysenterie wordt veroorzaakt door Escherichia coli en kan (preventief) bestreden worden met neomycine of Baytril of Emdotrim 10 % sol (trimethoprimum + sulfadiazinum) door het drinkwater te doen.

Coccidiose kan bestreden worden met een coccidostaticum zoals ESB3, met de werkzame stof sulfaclozine natrium. Ook wordt er door sommige fabrikanten een Coccidiose antibioticum (robenidine) aan de korrel toegevoegd. Door deze biks tijdens de opfok te voeren en zonodig preventief tegen Acute dysenterie te kuren, zal de gezonde darmflora niet beschadigd raken en ontstaat er een hogere weerstand tegen de CP4 die DBZ veroorzaakt. Dit is in Duitsland door onderzoek aangetoond.

Konijnen die eenmaal DBZ hebben gehad, hebben antistoffen gemaakt tegen CP4 en hebben daardoor een sterkere afweer en een veel kleinere kans om opnieuw DBZ te krijgen.

Wat moeten we doen om de (jonge) konijnen die acuut ernstig ziek zijn geworden en kennelijk DBZ hebben uit de vicieuze cirkel te krijgen om zo de dood te voorkomen? Een konijn dat niet eet of drinkt is immers een …dood konijn.

Behandeling van een acute vorm van Dikke Buiken Ziekte

Biks direct verwijderen. Met een spuitje het konijn een hoge concentratie Bacivet S (1 gram per 50 ml water) in de bek spuiten en zorgen dat het konijn slikt door met de spuit de tong te stimuleren en of door over de keel te strijken. Dit inspuiten in de bek tenminste 4 maal per dag herhalen (2ml per keer). Tevens Bacivet door het drinkwater doen.

Om de gasvorming in de buik af te breken dient men Infacol te geven. 1 ml bevat 40 mg simeticon; een flesje bevat 50 ml. Dit is bij de apotheek/drogist verkrijgbaar, is niet zo duur en wordt ook gebruikt bij mensen die een maagonderzoek krijgen om gasvorming en een opgeblazen gevoel tegen te gaan. Het lijkt op en ruikt als een soort vloeibare pepermunt.

Ik heb nu van een Duitse fokker een vergelijkbaar middel gevonden op de Duitse markt. Dit middel heet SIMPLEX, de samenstelling: uitgaande van 1 ml (25 druppels) Simeticon 69.19 mg /dimeticon 350 64 mg. Simplex kost ca. € 4,95 per 30 ml. Ook verkrijgbaar bij de Apotheek in Duitsland, prijs kan oplopen tot € 7,60. Ik gebruik normaal als ik het nodig heb Infacol, alleen is dit erg dik en plakkerig, en er blijft altijd veel aan de buitenkant van het spuitje hangen met opzuigen. Daarom heb ik nu eens Simplex besteld om te kijken hoe vloeibaar dit is. Het is even dik als de infacol maar zit in een glazen flesje en is er makkelijker uit te zuigen. Het grote voordeel van Simplex is dat hest bestanddeel Simeticon 30 mg meer werkzame stof bevat dan infcol en 60% meer werkzame stof dan een middel dat Aeropax heet en ook veel gebruikt word.

De omvang van de buik wordt snel kleiner doordat de gassen worden afgebroken en het dier herstelt sneller. Aanbieden van kruidenrijk hooi en een beetje groenvoer, bij voorkeur paardebloem, weegbree, kamille of peterselie. Bij herstel pas zeer langzaam weer enige biks verstrekken, zorg dat de konijnen goed hooi tot hun beschikking hebben. Start de biks pas weer langzaam als de dieren weer voldoende hooi eten.

Samenvattend beveel ik de volgende preventieve maatregelen voor Dikke Buiken Ziekte aan:Vanaf 10 dagen hooi in het nest verstrekken. Tot een leeftijd van 9 weken minder biks voeren als voorheen, circa 60 à 70%, vooral in de periode direct na het spenen de biks beperken. Vanaf 17 dagen een 7-daagse preventieve kuur Bacivet S in het drinkwater doen. Vroeg spenen tussen 30 en 35 dagen. Bij het spenen opnieuw een kuur van 7 dagen Bacivet S. Altijd goed konijnenhooi beschikbaar tot enkele uren voor het voeren. Zorg voor voldoende hygiëne; dit wordt ook bevorderd door de voedster grotendeels gescheiden te houden van de jongen. Hierdoor wordt de infectiedruk lager en de kans op ziek worden kleiner. Zorg voor voldoende vers drinkwater met 0,2 ml chloor per liter, desgewenst aangevuld met appelazijn of een ander natuurlijk zuur in de juiste concentratie. Als er medicijnen (antibiotica) door het drinkwater worden gegeven dan de oplossing dagelijks geheel verversen en geen andere producten toevoegen. Na 9 weken kan het krachtvoer langzaam opgehoogd worden, wel zorgen dat er voldoende hooi wordt gegeten. De eventuele groeiachterstand kan dan nog worden ingehaald. Selecteren op vitaliteit; fok met gezonde dieren met een hoge weerstand. Ontstaat het ziektebeeld opnieuw of bij oudere dieren in acute vorm, dan direct de maatregelen onder 1 t/m 5 toepassen.

Naschrift

Zoals ik in de inleiding al heb aangegeven, heb ik voor dit artikel ook Duitse vakliteratuur gebruikt, met name artikelen van Dr. Wolfgang Schlolaut, Dr. Evelin Ulrich en Dr. Detleff Ullrich. Ik hoop van harte dat ik hiermee de fokkers een handleiding heb gegeven om deze ernstige konijnenziekte, als gevolg waarvan normaal gesproken veel konijnen sterven, onder controle te  krijgen, zodat het plezier in onze mooie hobby niet verloren gaat.  Ook hoop ik hiermee te bereiken dat er niet onnodig dieren sterven aan een ziekte die in de meeste gevallen,
bij tijdige signalering goed te voorkomen en te behandelen is. In onze fokkerij is het sterftepercentage door de combinatie van bovengenoemde maatregelen teruggebracht tot circa 5 %. Als voorbeeld noem ik ons succes op de laatst gehouden Noordshow in januari 2009, waar wij de mooiste voedster van de show exposeerden. Deze voedster heeft op een leeftijd van circa 6 weken ook (in lichte mate) DBZ gehad, maar is door de combinatie van bovengenoemde maatregelen toch uitgegroeid tot een waar topdier.

Paardenmuesli zeer geschikt voor konijnen.

Op de website van Havens heb ik tot mijn grote verbazing gezien dat er nu toevoegingen in het konijnenvoer zitten tegen dikke buikenziekte oftewel enterocolitis. Voor meer informatie kijkt u even in de rubriek krachtvoer. Ik heb de overstap gemaakt van Kuni Fibermix naar de Havens reform kruiden muesli voor paarden. Uit het Duitse fokkersblad "Kaninchen".


 Ook in het Belgische tijdschrift Het Vlaams Neerhof, nummer 4, 2011 is een interessant artikel verschenen over Enterocolitis of dikke buikenziekte.

RHD

Inleiding

RHD is een zeer besmettelijk virus voor zowel wilde als gedomesticeerde (huisdier) Europese konijnen. Er zijn verschillende typen en er zijn diverse namen in omloop, waaronder

  • RHD – Rabbit Haemorrhagic Disease
  • RVHD – Rabbit Viral Haemorrhagic Disease
  • RCD – Rabbit Calicivirus Disease
  • RCV – Rabbit Calici Virus
  • VHS – Viraal Hemorrhagisch Syndroom
  • VHD – Viral Hemorrhagic Disease

Het virus is zeer besmettelijk met een ernstig ziekteverloop, welke bijna altijd fataal afloopt. De ziekte wordt veroorzaakt door een type Calicivirus, namelijk het Rabbit Haemorrhagic Disease Virus (RHDV). De ziekte korten we dus af met RHD en het virus met RHDV

Het virus wordt verspreid door besmette konijnen. Het virus bevindt zich in de urine, de ontlasting, het speeksel en het oogvocht van een besmet konijn en wordt op diverse manieren verspreid door direct en indirect contact.

Waar bij myxomatose vaak muggen en vlooien de vector (drager) zijn, is dat bij RHD nog veel breder. RHD heeft in principe geen drager nodig en overleeft ook zonder prima in de buitenlucht. Ook andere dieren kunnen het virus verspreiden, denk aan vogels (o.a. kraaien) en roofdieren (o.a. vossen). Maar ook de mens kan het virus eenvoudig meenemen aan schoenen of kleding. Daarnaast kan het virus ook zitten aan planten, dus ook in hooi en (geplukt) groenvoer. Uiteraard kunnen konijnen ook elkaar besmetten.

Het virus is enorm resistent en laat zich niet makkelijk uitroeien. Zo kan het virus een temperatuur van 60° Celsius en vorst overleven. Het virus kan 9 dagen overleven in een vlieg. Het kan maandenlang zonder gastheer en in het lichaam van een overleden konijn kan het nog veel langer in leven blijven. Het virus kan zich met een snelheid van zo’n 15 tot 60 KM per week verspreiden, waarbij open water geen probleem is via insecten en vogels. Onder ideale omstandigheden kan het RHD virus theoretisch ca. 8 maanden overleven. In praktijk wordt vaak 4 maanden aangehouden. Kortom, een taai virus.

Er zijn inmiddels 3 dodelijke stammen van het Calici virus:

  • RHD v1 – de originele variant (1995)
  • RHD v1a – de Koreaanse of K5 variant (2017)
  • RHD v2 – een gemuteerde versie (2010)

Alle varianten samen worden ook wel het ‘lagovirus‘ genoemd.

Geschiedenis RHD1

Angora konijn

RHD werd voor het eerst ontdekt bij, uit Duitsland, geïmporteerde Angora konijnen.

RHD is ‘ontstaan’ in de Volksrepubliek China, in de provincie Jiangsu, in de winter van 1983. De ziekte uitte zich bij, uit Duitsland, geïmporteerde Angorakonijnen. De ziekte zorgde voor veel dode konijnen die ouder waren dan 2 maanden. De oorzaak van de ziekte was echter nog niet direct bekend, waardoor deze onder verschillende namen beschreven werd, waarvan RHD nog steeds de meeste gebruikte is. Het duurde echter nog bijna een jaar voordat het virus geïsoleerd en getypeerd werd.

In 1986 werd het virus voor het eerst in Europa (Italië) gesignaleerd. Vanuit Italië verspreidde het zich over de rest van Europa. In 1990 waren België en Nederland aan de beurt. Het RHD virus maakte gigantisch veel slachtoffers. Zo zouden er in China in 1984 140 miljoen konijnen overleden zijn aan het RHD virus. In 10 jaar tijd (1984-2004) is de Nederlandse konijnenpopulatie met zo’n 70% afgenomen.

In 1991 werd een Tsjechische stam van het RHD virus geïmporteerd in Australië. Op het eiland Wardang wilde men de bruikbaarheid en veiligheid van het virus testen, met als doel de biologische bestrijding tegen de wilde konijnenpopulatie in Australië en Nieuw-Zeeland. De quarantaine op het eiland mislukte. Het virus beperkte zich niet tot het eiland en verspreidde zich in 1995 naar het vasteland van Australië. Daar zorgde het virus ervoor dat zo’n 10 miljoen konijnen binnen 8 weken de dood vonden.

Nieuw-Zeeland besloot in 1997 om het RHD virus niet te importeren en het dus niet in te zetten om de konijnenpopulatie te minimaliseren. Echter ind augustus werd echter bevestigd dat RHD opzettelijk en illegaal was geïntroduceerd in het Cromwell-gebied op het Zuidereiland.

Het heeft tot het jaar 2018 geduurd voordat een eerste melding van RHD uit Canada kwam. Het ging om een groep ontsnapte, gedomesticeerde konijnen die op Vancouver Island leefden.

In 2019 kwam de eerste melding uit de Verenigde Staten. Ook hier ging het niet om wilde konijnen, maar om gedomesticeerde konijnen. Het wilde konijn zoals wij dat kennen in Europa (Oryctolagus cuniculus) komt niet voor in Amerika. In het wild leven daar andere soorten (cottontailsjackrabbits en vulcano rabbits), zij zijn niet gevoelig voor het RHD virus.

Geschiedenis RHD2

In 2010 werd een nieuwe stam, een gemuteerde versie, van het RHD virus ontdekt. De beschikbare vaccins tegen RHD bleken onvoldoende bescherming te bieden. Ook jonge konijnen en hazen vielen ten prooi aan deze nieuwe variant, die men RHD type 2 (RHD2 of RHDv2) is gaan noemen. In 2015 werden de eerste gevallen van RHD2 in Nederland waargenomen.

Geschiedenis RHD1 K5

Fransisco Parra, een viroloog, verbonden aan de universiteit van Oviedo (Spanje), ontdekte in 2012 een nieuwe variant van het RHD virus. De ziekteverwekker, een nieuwe stam van K5 (RHD1), is zowel extreem dodelijk als zeer besmettelijk. In 2017 heeft Australië het virus uitgezet en begin 2018 heeft ook Nieuw-Zeeland die stap gezet.

Het nieuwe Zuid-Koreaanse RHDV1 K5-virus tast de organen aan en veroorzaakt koorts, krampen, klonteringen in het bloed en problemen met de ademhaling. Een konijn dat het oploopt, sterft binnen twee tot vier dagen.

Iberische Lynx

De Iberische Lynx, indirect ook slachtoffer van het RHD virus.

De radeloze boeren in Australië en Nieuw-Zeeland zijn blij zijn met de maatregelen die genomen worden. Zij hebben te maken met een schade van ca. 200 miljoen per jaar. In Zuid-Europa levert het virus echter ook andere problemen op. Door de massale sterfte onder wilde konijnen is er een schaarste ontstaan die invloed heeft op het behoud van bedreigde roofdiersoorten. Deze dieren, waaronder de Iberische lynx en de Iberische keizerlijke adelaar leven voor een groot deel leven van konijnen. Om deze reden is biologische oorlogsvoering tegen konijnen in Australië ook een serieuze zorg voor natuurbehoud in andere delen van de wereld.

Medicatie

Door de hoge mortaliteit en snelle verspreiding van RHD heeft het een enorme impact op de economie en ecologie. De noodzaak was dus aanwezig om de aard van het virus te typeren, zodat er maatregelen getroffen konden worden. In 1990 kon men zeker stellen dat het virus niet behoort tot het parvovirus (o.a. 5e ziekte bij mensen) en of picornavirus (w.o. verkoudheid en polio), waar men verbanden mee zag, maar tot het calicivirus (geslacht Lagovirus[1].

Met deze kennis werd uit verder onderzoek ook bekend dat er nog veel meer, niet pathogene (niet-ziekmakende) varianten van RHD bestonden. Deze varianten (RCV – Rabbit CaliciVirus) zijn verder onderzocht of zij gebruikt konden worden voor de bescherming van wilde konijnen.

Door de verwoestende werking van RHD werd al snel een vaccin ontwikkeld met behulp van een geïnactiveerd virus uit de lever en de milt van geïnfecteerde konijnen. De eerste vaccins, zoals Cylap (Fort Dodge Animal Health) en Lapinject VHD (Ceva Animal Health Limited), werden al snel vervangen door een vaccin dat zowel bescherming biedt tegen RHD1 als myxomatose (Nobivac myxo-RHD).

Cylap

RHD1 K5 een variant op RHDV1, waardoor de vaccins voor RHD1 ook bescherming biedt voor de K5 variant.

Jonge konijnen hebben bij de geboorte een immuniteit die ze via de placenta en de moedermelk meekrijgen. We noemen dat maternale immuniteit. Uit later onderzoek blijkt dat de ram, via zijn sperma, ook immuniteit mee kan geven. Deze passieve immuniteit duurt ongeveer 4 tweken en geldt voor RHD1, niet voor RHD2. Ondanks dat de jongen er zelf niet ziek van worden, kan het virus zich wel vermenigvuldigen en kunnen de jongen het virus wel verspreiden.

Voorkomen

RHD kan je niet voorkomen, maar je kan wel maatregelen nemen om de kans op RHD te verkleinen.

  • Allereerst is er vaccinatie. Preventieve bescherming is erg belangrijk. Let goed op dat de gekozen vaccinatie(s) bescherming biedt tegen alle varianten van RHD. Zie voor meer informatie ook de paragraaf over entstoffen.
  • Goede hygiëne. Zorg dat het hok en of de ren regelmatig schoon gemaakt worden. Denk ook aan de voer- en waterbakken, eventueel speelgoed en andere attributen.
  • Eigen hygiëne is belangrijk om verspreiding van het virus te beperken. Was uw handen extra goed met water en zeep vóór en na het voeren en verzorgen van uw konijn. Wandelt u in een risicogebied waar ook (veel) wilde konijnen voorkomen? Dan kunt u beter thuis schoenen wisselen en/of ontsmetten. Ga in ieder geval niet met dezelfde schoenen de eigen ren in.
  • Zorg dat er geen direct contact mogelijk is tussen wilde konijnen en je eigen konijn.
  • Let op met bezoek aan anderen met zieke dieren
  • Hooi kan ook van velden of uit landen komen waar RHD voorkomt. Hooi moet daarom goed gedroogd zijn en minimaal 1,5 maand geleden verwerkt zijn.
  • Pluk geen grassen en onkruiden in gebieden waar ook wilde konijnen komen. Denk ook aan groente uit een moestuin waarvan je weet dat het door wilde konijnen bezocht wordt. Grassen, (on)kruiden en groenten zijn echter wel van belang voor een konijn. Bewust plukken is mijns inziens dus beter dan helemaal vermijden.
  • Probeer insecten te weren, bijvoorbeeld door het aanbrengen van horrengaas of een klamboe. Denk er wel om dat er voldoende lucht (voor zuurstof en afkoeling) het hok en/of de ren in kan komen.
  • Berg voer en dergelijke op in afsluitbare tonnen, zodat muizen en ratten zoveel mogelijk geweerd worden.
  • Neem of koop geen nieuwe konijnen die niet gevaccineerd zijn. Denk hierbij ook aan de tijd die de entstof nodig heeft om voldoende bescherming te bieden. Zet nieuwe konijnen (ca 14 dagen) eerst in quarantaine indien dat mogelijk is.
  • Vermijd dierenwinkels waar niet-gevaccineerde konijnen verkocht worden.
  • Begraaf een aan RHD overleden konijnen niet, maar laat het cremeren of vernietigen. Dat klinkt heel hard en voor veel mensen zal het een zware beslissing zijn, maar het RHD virus kan makkelijk zo’n 3 maanden overleven onder de grond, waardoor het lichaam dus lange tijd een infectiebron blijft. Om het virus een halt toe te roepen is het dus beter om het konijn niet te begraven.
  • Neem geen (zieke) wilde konijnen mee naar huis!
  • Informeer jezelf een anderen over RHD. Hoe meer eigenaren goed geïnformeerd zijn, hoe beter het is. Het is net als met vaccinaties van mensen: een hogere vaccinatiegraad verkleint de kans!
  • U kunt bij (per)acute sterfte pathologisch onderzoek laten doen, om zodoende de oorzaak vast te stellen.
  • Indien uw konijnen niet gevaccineerd zijn en u heeft het vermoeden dat RHD de oorzaak van sterfte is, kunt a alsnog overwegen een zogenaamde ‘noodvaccinatie’ te laten zetten. Uw konijnkundig dierenarts kan u hierover meer vertellen.
  • Treft u dode wilde konijnen aan? Meldt deze dan bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) via hun website.

Symptomen RHD

RHD verspreid zich zeer snel en heeft een hele korte incubatietijd van 3 tot 4 dagen. Het tast diverse organen in het konijnenlichaam aan, waaronder de lever, de milt, de nieren en de longen waar het bloedingen veroorzaakt. Het pathologische beeld van de
lever is een lichte kleur met een gemarmerde tekening. De milt is vergroot en de longen en de longen vertonen veel kleine rode haardjes, die ontstaan zijn door kleine bloedpropjes.
Het konijn overlijdt aan het samenklonteren van bloed in de bloedvaten of aan het falen van de lever.

RHD Konijn

Klassiek beeld van de acute vorm van RHD, hoofd achterover in de nek en bloed uit de neus en genitale delen.

Er zijn drie manieren waarop het RHD virus zich manifesteert:

  1. Peracuut | Een zeer ernstige vorm en van zeer korte duur, over het algemeen snel fataal: de peracute vorm resulteert in een plotselinge dood. Deze vorm komt het meest voor en is voor sommige eigenaren ook herkenbaar. Ook op social media wordt deze vorm vaak beschreven aan de hand van het voorbeeld waarbij het konijn nog helemaal in orde was, nog normaal gegeten had en ‘ineens’ dood lag. Soms gaf het konijn nog een luide schreeuw, maar net zo vaak was het plotseling over.

  2. Acuut | Deze konijnen tonen een slome, inactieve tot wel lethargische houding. Het konijn heeft koorts (meer dan 40°C) en een verhoogde snelheid met ademhalen. In de meeste gevallen overlijdt het konijn binnen 12 uur. Vlak voor overlijden neem je soms een bloedigere (schuimachtige) substantie uit de neus en/of de vagina, stuiptrekkingen door verstoppingen in de bloedvaten of andere neurologische symptomen (tremoren) waar.
    Het meest klassieke beeld is een konijn met het hoofd achterover in de nek liggend waarbij er bloed uit de neus komt, maar dat beeld is niet altijd zo te bij deze vorm.
    Heel af en toe overleeft een konijn deze vorm en krijgt binnen een paar dagen geelzucht en overlijdt dan alsnog. Het enkele konijn dat ook dit overleefd zal voor de rest van zijn/haar leven een beschadiging aan de lever overhouden.

  3. Subacuut | Een milde vorm waarbij de ziekte niet ernstig genoeg is om duidelijke en waarneembare symptomen te vertonen. Konijnen die deze vorm hebben en overleven, zijn immuun voor deze vorm van RHD. Het is echter lastig om deze vorm ook daadwerkelijk vast te stellen. Er kan door een dierenarts niet eenvoudig de diagnose RHD vastgesteld worden, voornamelijk door het ontbreken van duidelijke symptomen.

Symptomen RHD2

RHD2 lijkt in vele opzichten op RHD1, maar het duurt wel wat langer voordat symptomen zichtbaar worden. De incubatietijd is 3 tot 9 dagen. De subacute vorm komt bij RHD2 meer voor dan bij RHD1, waardoor meer konijnen het virus overleven. Vanaf 2017 wordt echter gemeld dat RHD2 virulenter geworden is. Dit houdt simpel gezegd in dat er inmiddels meer konijnen overlijden aan RHD2 dan daarvoor.
Er is geen sprake van maternale bescherming voor jonge konijnen via placenta en moedermelk, zoals dat wel het geval is bij RHD1.

Immuniteit

Omdat RHD virus in staat is om te veranderen zijn er inmiddels ook verschillende varianten van het virus. Een konijn hoeft niet perse ziek te worden van deze mutaties, maar ze kunnen er wel voor zorgen dat er anti-stoffen aangemaakt worden. Hierdoor kunnen konijnen immuniteit opbouwen. Ook tegen RHD1 en RHD2.

Behandelen

Er bestaat geen geneesmiddel voor een konijn met RHD. Het enige dat je dan kunt doen met een besmet konijn is symptoombehandeling. Zorg dat het konijn warm gehouden wordt. Je kunt het ook vitaminen geven. Daarnaast kan een dierenarts vocht inbrengen (infuus), antibiotica toedienen en pijnstillers geven. Uit de praktijk blijkt dat bijna alle gevallen toch fataal aflopen.
Let in ieder geval goed op met infectieoverdracht met een besmet konijn.

Ontsmetten

Mocht het gebeuren dat een konijn overlijdt aan de gevolgen van RHD is het wijs om daarna ook actie te ondernemen.

  • Begraaf het konijn (infectiebron) niet in de tuin, maar laat het cremeren of vernietigen
  • Maak hokken goed schoon. Na het zorgvuldig leeghalen en afvoeren van de besmette bodembedekking (stro, zaagsel, hooi, etc) kan je het hok goed uitboenen met een krachtig schoonmaakmiddel.
  • Gebruik een verfbrander om de naden en kieren van een houten hok uit te branden. Het RHD virus wordt gedood bij temperaturen hoger dan 60°C
  • Schoonmaakmiddelen als chloor, bleek en Dettol zijn niet afdoende. Gebruik een effectief middel zoals Virkon S of Anigene HLD4V. Beiden bestrijden bewezen het myxomatosevirus, beide RHD virussen en EC sporen, naast allerlei andere bacteriën en schimmels. Je kunt het ook gebruiken in een sprayflacon of een ontsmettingsbak om bijvoorbeeld schoenzolen te desinfecteren.

VirkonS

Virkon S is een heel goed middel om te desinfecteren en te reinigen. Verkrijgbaar in diverse verpakkingseenheden.

Gevaccineerd en toch ziek

Geen enkel vaccin kan 100% garantie bieden, dus ook vaccinaties tegen RHD niet. Een virus type (stam) kan immers veranderen. Daarnaast kan men ook niet garanderen dat elk konijn op eenzelfde manier reageert op het vaccin en de juiste (hoeveelheid) antistoffen aanmaakt. De kans dat een gevaccineerd konijn toch besmet raakt en ziek wordt is echter wel vele malen kleiner dan een niet-gevaccineerd konijn. Met de wetenschap dat er geen behandeling en/of geneesmiddel bestaat voor een konijn dat eenmaal ziek is, is preventieve bescherming de enige manier om überhaupt bescherming te bieden.

Bron: website konijnerlei.nl

Myxomatose

Inleiding

Het Myxomatose-virus is een myxoma, verwant aan het pokkenvirus, oorspronkelijk afkomstig uit Brazilië (Zuid-Amerika) en Californië (Noord-Amerika), waar het van nature voorkomt bij de inheemse konijnen. Doordat de lokale Braziliaanse konijnenTapeti en het Californische konijn gelijktijdig zijn geëvolueerd met het virus, leidde het virus zelden tot overlijden van het konijn, maar enkel tot milde ziekteverschijnselen.

Het virus wordt verspreid door een drager, zoals vliegende en stekende insecten (w.o.muggen) en konijnenvlooien, maar ook door (direct) contact tussen een besmet en een onbesmet konijn. Denk hierbij aan direct (neus aan neus) contact (vloeistof en inhalatie), maar ook via speeksel, urine en uitwerpselen.

Geschiedenis

In 1897 werd het virus voor het eerst ontdekt door Sanarelli uit Uruguay, doordat ingevoerde Europese konijnen allemaal overleden. Pas in 1942 ontdekte de Braziliaan Aragaona de veroorzaker van de ziekte: het myxomatose virus in het Braziliaanse konijn.

De Engelse bioloog Sir Charles Martin bedacht dat het virus gebruikt kan worden om Europese konijnen te bestrijden. Hij doet, samen met de konijnendeskundige Ronald Lockley, een experiment op het Engelse eiland Skokholm, echter zonder succes.

Vrijlaten myxomatose Australie 1937

In 1937 wordt het myxomatose virus ‘vrijgelaten’ in Australië.

De eerste experimenten in Australië verliepen ook niet erg succesvol. Het gebied waar het virus uitgezet was bleek te droog. Er waren te weinig stekende insecten en konijnenvlooien om het virus voldoende te verspreiden. In 1950, bij de introductie van het virus in een vochtiger gebied, miste het virus zijn effect niet. Binnen 2 jaar kromp de konijnenpopulatie binnen het gebied met bijna 90%. Het kleine aantal dat overbleef bouwde een resistentie op en zorgde dat de populatie uiteindelijk toch weer toenam.

In 1952 zet de Fransman Armand Delille, een arts, twee besmette konijnen uit in zijn ommuurde kasteeltuin in Dreux bij Parijs. Ook hier deed het virus zijn werk en doodde bijna 99% van de aanwezige konijnen. Helaas bleef het virus niet beperkt tot de kasteeltuin. Het virus verspreidde zich al snel naar gebieden buiten Parijs en tenslotte over de grenzen naar buurlanden en verder.

Nederland

In 1953 is het zover. Het myxomatose-virus wordt ook in Nederland aangetroffen. De boeren zitten er in eerste instantie niet zo mee, evenals de beheerders van de duinen. De jagers, de konijnenindustrie en aanverwante industrieën, waren echter op z’n zachtst gezegd “not amused”.

Medicatie

Er zijn geen medicijnen om myxomatose te genezen. In Europa werd het wel mogelijk om een konijn preventief te vaccineren met een gerelateerd virus (Shope fibroma). In eerste instantie moest deze vaccinatie tweemaal per jaar gegeven worden. In 2012 is Nobivac op de markt gekomen, welke bescherming biedt tegen myxomatose en RHD1 voor de duur van 1 jaar. Hiervoor wordt het, in Spanje ontwikkelde, genetisch aangepast myxomatose virus zelf gebruikt.

Voorkomen

Naast het tijdig en (half)jaarlijks vaccineren van je konijn kan je besmetting ook zoveel mogelijk zien te voorkomen. Besmetting vindt voornamelijk plaats door direct contact en door stekende insecten, zoals muggen, vliegen en vlooien. Deze dragers noemen we ook wel vectoren.

  • Probeer insecten te weren, bijvoorbeeld door het aanbrengen van horrengaas of een klamboe. Denk er wel om dat er voldoende lucht (voor zuurstof en afkoeling) het hok en/of de ren in kan komen.
  • Voorkom dat muggen eitjes in stilstaand water kunnen leggen. Laat geen bloempotten en andere bakken met regenwater staan. Denk aan dakgoten waar water in kan blijven staan. Dek regentonnen af en giet een scheutje plantaardige olie in de regenton zodat muggenlarven verdrinken.
  • Voorkom dat wilde konijnen en egels (vlooien!) in de tuin of bij je konijn kunnen komen.
  • Houd de verblijfplaats van het konijn schoon
  • Bij besmetting moet je het besmette dier gescheiden houden van eventuele andere konijnen. Denk ook een voer- en waterbakken, deze moet je dan zeker niet uitwisselen

Van sommige delen van Nederland, zoals Zeeland, is bekend dat er jaarlijks veel slachtoffers vallen ten gevolge van myxomatose.

Symptomen

myxomatose

De gezwollen ogenleden vol pus zijn een duidelijk symptoom van myxomatose.

Een besmet konijn vertoont vaak een of meer van de volgende symptomen:

  • Verhoogde temperatuur (tot wel 42 °C)
  • Verdikkingen in de oren
  • Gezwollen oogleden (oedemen)
  • Opgezwollen geslachtsdelen en anus
  • Uitvloeiingen met pus
  • Lippen en neus vertonen korsten (niet verwarren met syfilis)
  • Opgezwollen neusslijmvlies (konijn kan niet meer door de neus ademen)
  • Het konijn is suf en reageert niet of nauwelijks
  • Uiteindelijk krijgt het konijn een longontsteking of raakt in coma

De incubatietijd (tijd tussen besmetting en eerste symptomen) bevindt zich tussen enkele dagen en 2 weken. De dood treedt meestal 1 à 2 weken in na de eerste symptomen.

Er komt ook wel een andere, mildere en minder voorkomende vorm van myxomatose voor. Hierbij vertoont de huid een klonterige zwarte plek. Na verloop van tijd (2 a 3 weken) kan de huid vanzelf afvallen, waardoor er een wond ontstaat. Soms is de wond al aan het helen. Afhankelijk van de soort wond en de locatie is het soms nodig om de wond te hechten of anderszins te behandelen.

Een wild konijn wordt erg kwetsbaar, omdat het zich sowieso al niet goed voelt, maar op een gegeven moment ook niets meer ziet. Indien ze niet weggekropen zijn in hun hol om daar het einde af te wachten, vallen ze vaak ten prooi aan andere dieren.
Als je een wild konijn met myxomatose ziet kun je, hoe zielig ook, het dier het beste maar laten zitten waar het zit. Hierdoor bouwt de rest van de wilde konijnen populatie een grotere weerstand en resistentie op.
Hazen worden niet ziek van het myxomatose virus, maar ze kunnen het wel dragen en dus verspreiden.

Behandelen

Afhankelijk van de vorm en de impact van de myxomatose kan het de moeite waard zijn om te behandelen, maar helaas is het vaak een aflopende zaak. Indien je er voor kiest om niet te euthanaseren denk dan aan het volgende:

  • Zet het konijn binnen, gescheiden van andere konijnen
  • Bescherm overige konijnen d.m.v. vaccinatie, mocht dat nog niet gedaan zijn
  • Houd het konijn warm
  • Zorg dat het konijn blijft eten, desnoods dwangvoeren
  • Zorg dat jet konijn voldoende vocht binnen krijgt. Desnoods geef je water in de bek m.b.v een spuitje zonder naald
  • Maak de ogen en de neus regelmatig schoon

Daarnaast zal het konijn de nodige medicatie van de dierenarts nodig hebben. Denk hierbij aan antibiotica, pijnstiller (NSAID) en een slijmoplossend middel. Het kan weken duren voordat het konijn er weer volledig doorheen is geholpen.

Gevaccineerd en toch ziek

Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat een konijn, ondanks vaccinatie, alsnog ziek kan worden. Dit wordt ook bevestigd door de praktijkverhalen van eigenaren, liefhebbers, fokkers en kenners. Echter is de kans op overleven bij vaccinatie vele malen groter (>50%) dan bij een niet-gevaccineerd konijn. Mocht de myxomatose een longontsteking veroorzaken is de kans alsnog nihil, terwijl overige symptomen goed te genezen zijn bij een gevaccineerd konijn.

Bron: website konijnerlei.nl

Coccidiose bij konijen

Het komt veel voor dat zich in het lichaam van een konijn coccidïen bevinden, zonder dat het konijn ziek wordt. Als bij onderzoek van de keutels coccidïen gevonden worden is het niet altijd gezegd dat dan een behandeling moet volgen.

Coccidïen zijn microscopisch kleine, eencellige parasieten die het darmstelsel en de lever van konijnen zowel als andere dieren aantasten. Coccidïen zijn de meest voorkomende parasieten in het darmstelsel van een konijn en een veel voorkomende oorzaak van ziekte van jonge konijnen.

De symptomen van coccidiose treden meestal op tijdens of vlak na stress, bijvoorbeeld door weersveranderingen, omgevingsveranderingen, een lange autorit, een zeer vieze kooi of bij koorts. In het algemeen wordt het darmkanaal het eerst aangetast, wat in milde gevallen resulteert in diarree. In ernstige gevallen is de ontlasting waterig, met stukjes ontlasting en kan er zelfs bloed in de ontlasting voorkomen. Het konijn droogt hierdoor snel uit, verliest gewicht, wordt lusteloos en wil niet meer eten en/of drinken.

Alle konijnen-coccidïen zijn leden van dezelfde familie, de Eimeria. Er zijn 12 soorten konijnen-coccidïen gesignaleerd in geïnfecteerde konijnen, maar slechts een paar hiervan zijn belangrijk genoeg om een konijn ziek te maken. Verder moet de weerstand van het konijn verminderd zijn, of er moeten twee of meer verschillende coccidïen (die elkaars ziekmakende werking versterken) aanwezig zijn om ziekte te veroorzaken.

Daarom is de precieze rol van de verschillende soorten coccidïen in het veroorzaken van een ziekte niet helemaal bekend. Intussen hoeft bij de aanwezigheid van slechts een paar coccidïe oöcysten (het stadium dat de coccidïen zich in de uitwerpselen van het konijn genesteld hebben) bij een parasitair onderzoek van de keutels niet perse de diagnose coccidiose gesteld te worden.

Diagnose stellen De diagnose wordt gesteld door het vinden van oöcysten (klonten eitjes) in uitwerpselen- of galmonsters. Eimeria perforans, Eimeria magna, Eimeria media, Eimeria irresidua.

De belangrijkste soorten darmcoccidïen zijn E. perforans, E. magna, E. media en E. irresidua, hoewel de soort coccidïen waarmee het konijn besmet is niet zo belangrijk is als de gezondheid van het konijn. Konijnen worden besmet door het eten van keutels die de coccidïe oöcysten bevatten. Dit kan gebeuren als het konijn zijn voeten of zijn vacht schoonmaakt, waar keutels van een ander, besmet konijn aan zitten. Hoewel konijnen hun blindedarmkeutels eten wordt over het algemeen aangenomen dat daar geen besmettelijke oöcysten in zitten.

Darmcoccidiose Klinische tekenen van darm-coccidiose varieren sterk, afhankelijk van de leeftijd van het konijn, de betrokken organismen, de mate van besmetting en de kans op ziekworden van het dier (beïnvloed door leeftijd, stress, dieet etc.) De tekenen zijn vaker te zien bij jonge konijntjes met hun onvolgroeide afweersysteem. De symptomen kunnen zijn: gewichtsverlies, met tussenpozen hevige diarree dat bloed of slijm kan bevatten, en uiteindelijk uitdroging. Dieren die lijden aan zware diarree kunnen een ernstige aandoening aan de ingewanden krijgen, een blokkade van de darmen doordat deze in elkaar kronkelen.

Maar vooral bij volgroeide konijnen kunnen regelmatige gasaanvallen of verstoppingen, terwijl de keutels niet afwijkend zijn, ook in de richting van coccidiose wijzen.

Cyniclomyces guttulatus, een gist die gevonden kan worden in konijnenkeutels, wordt vaak bij een uitwerpselen-onderzoek verward met coccidïën. Dit is een vergissing die regelmatig gemaakt wordt door dierenartsen die niet erg bekend zijn met konijnen. Deze gist maakt deel uit van de normale darmflora van konijnen. De Nederlandse benaming is brillendoosgist.

Levercoccidiose (Eimeria stiedae)

Slechts één soort, Eimeria stiedae, die in de lever parasiteert, wordt buiten het darmstelsel gevonden. Eimeria stiedae kan in elke grote groep konijnen gevonden worden, van fokkerij tot opvangcentrum.

Rontgenfoto’s kunnen uitwijzen dat de lever vergroot is en dat er veel vocht in de buik zit. Bloedproeven zullen bevestigen dat de lever beschadigd is en dus zal de diagnose levercoccidiose gesteld kunnen worden. 

Ziekteverloop

Er kunnen lichte infecties zijn zonder symptomen, of er kan lichte of vertraagde groei van de coccidïen zijn, maar de ziekte kan vooral bij jonge konijnen fataal verlopen. Bij baby-konijntjes kan de leveraantasting zo snel gaan, dat ze van het ene op het andere moment dood omvallen! Zwaar geïnfecteerde konijnen vertonen tekenen die wijzen in de richting van storing van de leverfunctie en blokkering van de galwegen. Deze konijnen stoppen met eten en verzwakken: op het laatst van de ziekte hebben ze diarree of verstopping. Soms is de (onder)buik vergroot en de huid kan een gelige kleur krijgen.

DE BEHANDELING VAN COCCIDIOSE

De belangrijke rol van de medicijnen is de groei van de parasiet tegen te houden tot het konijn weerstand opgebouwd heeft en de coccidiën weer onder controle heeft.

Voor de behandeling van coccidiose kunnen op sulfa gebaseerde medicijnen gekozen worden, zoals bijvoorbeeld ESB3 of toltrazuril. Soms wordt tegelijkertijd trimethoprim-sulfa ingezet. Dit laatste is vooral nuttig bij een zware besmetting, als de coccidiën de darmwand zo ernstig beschadigen dat E. Coli of een andere bacterie een ernstige bijkomende infectie kan veroorzaken.

Sterven aan coccidiose wordt meestal veroorzaakt door uitdroging en bijkomende bacteriële infecties. Behandeling en preventie van darm-coccidiose is hetzelfde als voor lever-coccidiose. Er zijn geen vaccinaties mogelijk tegen coccidiose.        

Hoe werkt het. De vroege delingsstadia van de parasiet in de darmwand kunnen niet door medicijnen worden aangepakt, alleen de laatste delingsstadia, die onder andere voor voortplanting zorgen, en de oöcysten produceren.  Medicijnen kunnen de deling van de organismen tegenhouden, maar niet de coccidiën doden. Maar doordat de deling afgeremd wordt, kan het konijn weerstand tegen de coccidiën ontwikkelen, en op deze manier zichzelf genezen.

ESB3 moet vaak als poeder in het drinkwater als kuur gegeven worden. Echter is het twijfelachtig hoeveel medicijn dan werkelijk wordt ingenomen, zeker als een konijn te ziek is om te drinken. Wanneer een konijn niet of nauwelijks drinkt is het nodig om regelmatig over de dag het zieke dier met een spuitje wat van de oplossing rechtstreeks in de mond te geven.

TOLTRAZURIL

Het meest effectieve middel om coccidiose te behandelen is toltrazuril (Toltrazuril drops®, Baycox®)  Dit middel werkt op alle stadia van de coccidiën cyclus, dus ook op de vroegste deling. Toltrazuril is verder ook het meest effectieve middel bij levercoccidiose. Dit middel wordt direct in de mond ingegeven. Het is af te raden om het door het drinkwater te doen, omdat het erg vies is en het konijn niet zal willen drinken. Het is verstandig de kuur te herhalen.

Hygiëne

Hygiëne is uiterst belangrijk. De oöcysten in keutels van 36-48 uur oud vormen sporen die de omgeving besmetten. De kooi moet daarom dagelijks schoongemaakt worden, en dagelijks wordt vers stro gegeven. De voer- en waterbakken en drinkflesjes worden veelvuldig gereinigd. Keutels, ook in de leefomgeving, kunnen beter direct verwijderd worden zodat geen (her)besmetting kan plaatsvinden.

Click to listen highlighted text! Powered By GSpeech